-
1 See
See1〈m.; Sees, Seen〉————————See2〈v.; See, Seen〉2 〈 scheepvaart〉golf, baar, zee♦voorbeelden:1 grobe, raue See • zware, ruwe zeean die See fahren • naar zee gaanauf hoher See • in volle zeein See gehen, stechen • in zee stekenzur See fahren • bij de marine zijn, varen〈 informeel〉 zur See gehen • bij de marine gaan, gaan varen -
2 Fahrt
〈v.; Fahrt, Fahrten〉1 het rijden, rit2 het varen, vaart3 vaart, snelheid♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 freie Fahrt bekommen, haben • (a) mogen beginnen; (b) kunnen doen en laten wat men wilein Schiff in Fahrt setzen • een schip in de vaart brengenin Fahrt kommen • op snelheid komen4 gute Fahrt! • goede reis!eine Fahrt ins Blaue • een uitstapje met onbekende bestemming¶ 〈 informeel〉 jemanden in Fahrt bringen • (a) iemand in een goede stemming brengen; (b) iemand kwaad, woedend maken -
3 zur See gehen
zur See gehenbij de marine gaan, gaan varen -
4 Kurs
〈m.; Kurses, Kurse〉3 omloop, circulatie♦voorbeelden:Kurs auf Hamburg nehmen • koers naar Hamburg zettenvom Kurs abkommen • uit de koers rakenjemanden außer Kurs setzen • iemand uitrangerenin Kurs setzen • in omloop brengen -
5 auf Fahrt gehen
auf Fahrt gehen -
6 draufhalten
draufhalten〈 informeel〉1 op iets aanhouden ⇒ gaan, varen in de richting van ietsII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
7 einen härteren Kurs einschlagen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > einen härteren Kurs einschlagen
-
8 heimfahren
heimfahren1 naar huis rijden, gaan, varen -
9 fahren
fahren♦voorbeelden:auf, in Urlaub fahren • met vakantie gaanmit dem Fahrstuhl fahren • met de lift gaan3 wann fährt dieser Zug? • wanneer vertrekt deze trein?aus dem Bett, den Federn fahren • uit bed springen, vliegenein Gedanke fuhr ihr durch den Kopf • een gedachte schoot haar door het hoofdwas ist bloß, nur in ihn gefahren? • wat bezielt hem toch?in die Kleider fahren • zijn kleren aanschieten5 jemandem durchs, übers Haar fahren • door, over iemands haar strijken, gaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:eine Kurve fahren • een bocht nemeneine Strecke fahren • een traject afleggen♦voorbeelden: -
10 hinfahren
hinfahren1 erheen rijden, varen, reizen2 wegrijden, -varen, -gaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 erheen rijden, varen, brengen -
11 verfahren
verfahren11 in 't honderd gelopen ⇒ vast-, misgelopen————————verfahren21 te werk gaan ⇒ handelen, optreden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verkeerd rijden, varen -
12 trennen
trennen4 〈 communicatie(media)〉onder-, verbreken♦voorbeelden:ein getrennter Eingang • een aparte ingangauf Dauer, ständig getrennt • duurzaam gescheidengetrennt marschieren, vereint schlagen • (a) van verschillende kanten oprukken, maar verenigd slag leveren; 〈 (b) figuurlijk〉 los van elkaar toch hetzelfde doel nastrevenBegriffe sauber trennen • begrippen zuiver uit elkaar houdenetwas in zwei Teile trennen • iets in twee delen scheiden, verdelen, iets in tweeën delen〈 taalkunde〉 nach Silben trennen • in lettergrepen verdelen, splitsendie Person von der Sache trennen • persoon en zaak uit elkaar houdendas Trennende zwischen den Menschen • (dat) wat de mensen scheidt3 loslaten, zich losmaken, opgeven ⇒ laten varen, van zich afzetten♦voorbeelden:die Mannschaften trennten sich unentschieden 1:1 • de ploegen, teams hebben één-één gelijk gespeeld2 er trennte sich von seiner Frau • hij ging van zijn vrouw weg, af, verliet zijn vrouw3 ich konnte mich nicht trennen • ik kon er niet van loskomen, scheidenich möchte mich von meinem Auto trennen • ik zou van mijn auto af willensich von jeglichem Besitz trennen • van alle bezit afstand doen -
13 umfahren
-
14 umrunden
umrunden1 gaan om(heen) ⇒ rijden, varen, vliegen om(heen)2 cirkelen, draaien om(heen) ⇒ omcirkelen
См. также в других словарях:
Narr — (s. ⇨ Geck). 1. A Narr hot a schöne Welt. (Jüd. deutsch. Warschau.) Dem Dummen erscheint die Welt um so schöner, als er von manchen ihrer Uebel und Leiden nicht berührt wird. 2. A Narr hot lieb Süss. (Jüd. deutsch. Warschau.) Diese auch in… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Beutel — 1. Alte beüdel schliessen übel. – Tappius, 8a; Lehmann, II, 26, 22; Henisch, 357; Simrock, 1060; Tunn., 20, 1; Grimm, I, 1751; Sutor, 646. Holl.: Olde budelen sluten qualic. (Fallersleben, 577.) – Oude beurzen sluiten niet wel. (Harrebomée, I, 53 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kind — 1. Ach, dass ich meine armen Kinder so geschlagen, klagte der Bauer, und sie waren des Pfaffen. – Eiselein, 375. 2. Alle Kinder werden mit Weinen geboren. Lat.: Clamabunt E et A quotquot nascuntur ab Eva. (Binder I, 193; II, 497; Seybold, 77.) 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Verbes irreguliers neerlandais — Verbes irréguliers néerlandais Infinif OVT Participe passé Traduction Bakken Bakte Gebakken Cuire Barsten Barstte Gebarsten Éclater Bederven Bedorf Bedorven Corrompre Bedriegen Bedroog … Wikipédia en Français
Verbes irréguliers néerlandais — Infinif OVT Participe passé Traduction Bakken Bakte Gebakken Cuire Barsten Barstte Gebarsten Éclater Bederven Bedorf Bedorven Corrompre Bedriegen Bedroog Bedrogen … Wikipédia en Français
Hafen (Portus) — 1. Alle Häfen halten den Wind ab. Indem sie die Schiffe vor Stürmen sichern, können sie doch den vorbeisegelnden in ihrem Laufe hinderlich sein. Man wird in seinem Berufe, in seinen Bestrebungen durch die Mitbewerbung anderer beschränkt. Holl.:… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon